Twentyniners, er is al heel wat over geschreven en gezegd, maar hoe ze precies aanvoelen moet je zelf testen. En dat heb ik gedaan! Twee Speciliazed Stumpjumpers. Mijn eigen aluminium 2007 M4 Comp mountainbike tegenover een 2012 aluminium M5 29” comp model. Welke primeert? De jonge telg in de familie, of de oudere broer op de kleinere wielen? Ik test beide bikes op verschillende vlakken uit, en probeer ze daarna met elkaar te vergelijken. Verschillen Allereerst, een 29r: Waar zit het verschil met een gewone MTB? Buiten – uiteraard - de grotere wielen zijn er nog een aantal verschillen. Een breder stuur, aangepaste vertanding op de casette en de tandbladen, een aangepast frame en voorvork en de positie van de rijder ten opzichte van het frame. Beide Stumpjumpers zijn gelijkwaardig afgemonteerd. De zitpositie was op beide fietsen ook nagenoeg gelijk. 29” Het stuur is zo’n 68cm breed, 8cm breder dan mijn bike. De cassette telde op de kleinste krans 11 tanden, en ging stelselmatig via 13, 15, 17, 18, 22, 25, 28 en 32 over naar 36 tanden. Het schakelen gebeurde door een Sram X.9 10 speed derraileur. Vooraan werden er twee tandbladen gemonteerd met 24 en 38 tanden. Een Sram X.7 2x10 derri zorgde vooraan voor het verleggen van de ketting. Het schakelen gebeurde door X.7 2x10 shifters. De RockShox Reba RL 29 voorvork verzorgt het comfortabel rijden. Tijdig stoppen gebeurt door de Avid Elixir 7 SL schijfremmen. Grip wordt verzorgd door Specialized Renegade 29x1,95 banden die op een alu Roval wielsetje liggen. 26” Mijn bike is uitgerust met 3x9 versnellingen die door middel van een X.9 achterderraileur en een Shimano LX voorderrailleur het rondtrappen makkelijk moeten maken. Schakelen gebeurt door middel van Sram X.7 3x9 shifters. Een SLX Crank met 44-32-22 tanden en een 11-32 cassette verzorgen de overbrenging. De putten en bulten worden weggefilterd door een Fox Fork F90, 90mm vering. Deze fiets wordt afgeremd door Avid Elixir CR Carbon remmen. Het contact met de grond wordt verzorgd door Schwalbe Racing Ralphes die gemonteerd zijn op een Fulcrum Red Metal 5 wielset. Beide bikes wegen verassend evenveel: 11kg droog aan de haak. (Elk met 1 alu drinkbushouder inclusief pedalen). Het nieuwe 29r frame is waarschijnlijk lichter dan mijn 26’er frame, maar dit verschil wordt weggewerkt door de zwaardere wielen. Big Wheels In de jaren ’80 waren de wielmaten niet zo gestandariseerd als nu, en werd er dus veel geëxperimenteerd. Twentyniners waren dus al snel geboren (afgeleid van de even grote koerswielen), maar om een duistere reden –ik was er zelf nog niet bij- hebben de kleinere wielen de strijd gewonnen. Tot 2004. In dat jaar probeerde Gary Fisher - een van de grondleggers van het mountainbiken- de grote wielmaat nieuw leven in te blazen. Sindsdien is het een opkomend succes, en zijn zelfs de grote farbikanten - die het als voorbijgaande trend beschouwden - ondertussen met 29’ers op de markt gekomen. Het succes achter de 29’ers zijn natuurlijk de grote wielen. Volgens het grote wereldwijde web hebben die als voordeel dat ze gemakkelijk op snelheid te houden zijn, maar ze zouden op bochterige en technische stukken de 26’er moeten voorlaten. Testrit Mijn 29’er ontmaagding zou plaatsvinden in De La Gileppe, niet ver van Spa, Wallonië. Zeer mooie omgeving om te mountainbiken, bijgevolg een ideaal testparcours. De licht hellende asfaltstrook waar we van op startte bolde goed. De vering snel locken, en wat snelheid maken. Die grote wielen voelen eerst wat lomp aan. Ook het brede stuur is wat vreemd om vast te houden, maar rijdt toch net iets comfortabeler en geeft wat meer ‘ademruimte’. Boven aan de helling duiken we het bos in. Vlak, maar hobbelig door de takken en wortels; hét terrein voor een 29r. En dat blijkt al snel. Over al die oneffenheden rol je gemakkelijker en comfortabeler over. Dat geeft ook net wat meer vertrouwen dan wanneer je bijna van de fiets af trilt. Licht slalommen tussen de bomen lukt ook nog zeer goed. Snelheid blijft behouden, en er is zeker voldoende grip. Op de eerste helling, ongeveer 20% en veel wortels, rijd ik vlot naar boven. Op de wortels blijft ook alle grip behouden, en kan je gemakkelijk naar boven rijden zonder het pad met de minste obstakels te kiezen. De helling eindigt in een loper, en gaat langzaam over in een vlak stuk gevolgd door een snelle afdaling. Op het valsplatte na de helling geraak ik snel weer op snelheid, maar niet overdreven merkbaar sneller dan de kleiner geschapen broer. Op het vlakke daarintegen, verandert de 29’r precies in een koersfiets, en kan ik zeer gemakkelijk optrekken naar kruissnelheid. Die snelheid is ook gemakkelijk aan te houden, zodat ik niet meer moet versnellen om té rap de afdaling in te duiken. De afdaling bestond uit een grindpadje met snelle maar onoverzichtelijke bochten. De eerste ronde was het onzeker afdalen en iets te veel afremmen in de bochten. Maar de tweede ronde had ik heel wat meer snelheid, en kon ik de grip vrij goed behouden op het bochtige parcours. Toch merkte ik dat de wielen niet alles prefect doorgaven van wat ze onder hun voelde. Ze werkten kleine oneffenheden weg door hun minder stijve karakter. Dit lijkt positief, maar dat is de opdracht van de vering, en niet de wielen. Die zouden toch net iets meer feedback mogen geven over de ondergrond, en de resterende grip :) Net voor het einde van de afdaling was er een bocht naar rechts, en veranderde het grindweggetje in een trap. Die kwam nogal vrij onverwacht en ik vloog er met een behoorlijke snelheid over. Eerst besefte ik zelfs niet dat het een trap was, het voelde aan als boomwortels. Op de minder technische hellingen kon ik ook een goed tempo behouden op de 29r. Ook op de lage snelheden is de 29r toch nog steeds iets in het voordeel. Vergelijkende test In de tweede test vergelijk ik de beide bikes naast elkaar op eenzelfde parcours. Bloso domein Hofstade ligt 1km van mijn voordeur verwijderd, en dus wordt dit gebombardeerd tot testparcours nummer 2! In de test zal ik bepaalde parcours meerdere keren rijden. Ik heb die al vaak gereden, en ken ze dus zo goed als vanbuiten. Ook zal ik ze rijden onder overslagpols om verzuring en vermoeidheid te vermijden, ik probeer binnen een zone van 5 à 10 hartslagen te blijven om zo eerlijk mogelijk te kunnen vergelijken. Deel één: Hofstade technical part, aldus Strava. Een singletrack tussen de dennenbomen met enkele veraderlijke bochtjes, en drie korte hellinkjes. De 29r komt als eerste aan bod, en we kunnen onmiddellijk snelheid maken op het eerste rechte stuk. De korte afdaling vormt geen probleem, en de eerste snelle bochten vliegen we gemakkelijk door. Wanneer scherpere bochten naderen, liggen er ook veel dennenappels op de grond. Met het grote stuur is het net wat moeilijker om precies tussen de dennenappels te rijden om er zo voor te zorgen dat het voorwiel er niet onder wegglijdt. In die bochten moet de 29r toch net iets vertragen. Gevolgd door de korte rechten stukken maakt hij dit weer goed, want op het technische gedeelte van een kleine 5’ is de 29r gemiddeld 20” sneller. Een winst van ongeveer 6,6 %. Deel twee zijn snelle singletracks, afgewisseld met lange rechte stukken op grind en verharde ondergrond. Enkele stukken waren met de kleine wielen moeilijker berijdbaar door de vele wortels, maar er moesten tegelijk korte bochten gemaakt worden waardoor de 29r niet veel extra voordeel had. Op de lange rechte stukken moest ik op de 29r merkbaar veel minder moeite doen. Mijn hartslagwaarden zakten op die stukken onder de vooropgestelde zone. De 29’r legde het parcours in 6’41” af, de 26’r in 7’08”. 27” sneller, en de hartslag was op de 29’r soms nog te laag. Opnieuw 6,3% winst in het voordeel van de big wheeler. Een zandpassage mag uiteraard ook niet ontbreken in een domein wat ooit een van de mooiste veldritparcoursen was, met heel wat zandstroken. Van op het beton neem ik een aanloop met eenzelfde snelheid, en duik ik het zand in, ongeveer 25cm lager dan het beton. De 26’r zakt door het hoogteverschil toch net iets dieper weg in het zand, waardoor ik van in het begin iets meer moeite moet doen om snelheid te maken of te houden. De 29’r drijft als het ware iets meer op het zand, en rijd er rustiger door, ik kan veel rechter blijven rijden. De 29’r reed het verst door het zand, de 26’r heeft meer afstand afgelegd (bochtiger) en deed er dus ook langer over. De grote wielen reden het dichtst naar het doel toe, en dus hier ook weer een winnend punt voor de 29’r. In de laatste proef trok ik sprintjes, van 0km/u tot max, op een beperkte afstand. De bijhorende tijd werd ook gechronometreerd. De gemiddelde waarden geven volgend resultaat: De 29’r versnelde in 14,5” op van 0km/u naar 43,2 km/u. De 26’r deed er evenveel seconden over, maar versnelde naar 45,7km/u; zo’n 2,5 km/u sneller. De 29’r had bijgevolg ook iets meer afstand nodig. Hier gaat de overwinning naar de 26’r. Verklaring De kleine wielen wegen minder en de velg bevindt zich minder ver van zijn middelpunt dan hun grotere broertjes. Bij de 29’r betekent dit dat de wielen meer tegenwerken als je ze een bepaalde draaisnelheid wil geven. Dit noemt men het traagheidsmoment : I=m.r², met m gelijk aan de massa van het wiel, en r de straal. Bij de 29’ers is de straal dus veel groter, en zullen die dus kwadratisch meer tegenwerken dan de kleine wielen. Ook is de massa van de grote wielen hoger, wat voor een extra nadelig effect zorgt. Anderzijds geldt ook dat een roterende massa in beweging zich zal verzetten tegen het afremmen. De grote wielen zullen dus langer blijven draaien bij eenzelfde rolweerstand. Dit merken we vooral bij de sprinttest, waar de kleine wielen sneller optrekken. Maar als we in de praktijk het snel optrekken combineren met enkele rechte stukken is het nadeel weggewerkt, en zal de 29’r toch net iets sneller zijn. De grote wielen hebben een groter roloppervlak, wat zorgt voor meer grip in de bochten. Verrassend genoeg hebben ze ook een lagere rolweerstand waardoor ze –als we enkel naar de banden kijken- gemakkelijker op snelheid te brengen en te houden zijn. Dit wordt in de praktijk wel gecompenseerd door het traagheidsmoment. De 29’r was voorzien van Specialized Renegade rubber, minder noppen dan mijn Schwalbe Racing Ralphe’s. Maar toch heb ik nooit het gevoel van te weinig grip gehad. De stijfheid van de 29’r wielen is ook een nadeel. Als je het voorwiel even opwipt, dan het stuur licht naar rechts of links draait, en terug neerkomt, voel je dat de 26’r zich veel sneller rechttrekt. Op de 29’r gebeurt dat ‘sponziger’, zachter, niet zo direct. In de bochten merk je dit ook. De geometrie van de 29’r is ook iets comfortabeler. De rijder zit meer ‘in’ de fiets dan op de fiets, omdat het centrum van de wielen hoger ligt. Hierdoor voelt de fiets stabieler aan, en krijg je meer vertrouwen in de bochten. Het bredere stuur (68 vs 60cm) geeft net wat meer controle over de fiets en de grotere wielen. Het zorgt ook voor meer ‘ademruimte’, de handen staan breder uit elkaar. Ook buiten de 29’ers was dit al een trend. Vooral als je teruggaat naar een smaller stuur merk je dit verschil enorm. Niet enkel het stuur valt op, als je terug op jouw 26’r komt. De fiets voelt aan als een kinderfiets, die dan wel groot genoeg is voor een volwassene. De 2x10 opstelling van de versnellingen schakelen aangenaam. De afstelling van de 10sp derailleur is iets gevoeliger, maar zorgt voor geen problemen. Enkel de grote verschillen tussen de tandwielen zorgt er wel voor dat je niet altijd op een ideale cadans kan rijden. Anderzijds rijd het wel comfortabeler, je moet vooraan minder schakelen. Ook is de 2x10 variant iets lichter dan een 3x9 of 3x10 opstelling. De wielbasis van de 29’r is verrassend genoeg 9mm korter. Hierdoor kan je net wat vinniger door de bochten, maar de totale fiets - incl wielen - is wel langer waardoor dit opnieuw gecompenseerd wordt. Besluit De twentyniner wint het op vele vlakken van de 26’er. In theorie heeft hij heel wat voor- en nadelen, in de praktijk blijken de nadelen mee te vallen, en worden ze vaak gecompenseerd door de vele andere voordelen. De twee nadelen die behouden blijven is het snel optrekken, en de stijfheid van de wielen. Dit laatste kan natuurlijk verholpen worden door een stijver wielsetje te kopen. Maar dat jaagt de prijs weer omhoog. En dat is net een derde negatief puntje aan de 29’er. Die zijn namelijk altijd enkele honderden euro’s duurder dan hun 26’er variant. Voor zover die kleinere blijven bestaan natuurlijk. Specialized heeft bijvoorbeeld voor de 2013 Epic modellen enkel nog 29’ers in het gamma. De voordelen zijn natuurlijk rijkelijk aanwezig. Comfort, snelheid, grip, stabiliteit, controle, ... En dit op hellingen, afdalingen, vlakke stukken... Ook vind ik zo’n 29’er er wel stoer uitzien. Qua bandenkeuze is er tegenwoordig wel genoeg aanbod. Ook voorvorken bestaan bijna altijd in de twee wielmaten. Wie is nu de winnaar? Moeilijk te zeggen. Mijn volgende bike wordt een 29'er, dat is duidelijk. Maar ik heb mijn 26" versie nog, dus heb altijd de keuze. Alternatief: enkel voordelen? Als je alleen maar de voordelen van de 29’er wilt, gecombineerd met die van de 26’er is er nu misschien een oplossing: 27,5” wielen. Deze wielmaat komt ook steeds vaker voor. Voordeel is dat je misschien geen nieuw frame nodig hebt, en dat deze gewoon in een 26” frame past. Enkel brede banden (>2.2) met grote noppen zijn net niet te doen. Voor 2013 komen ook meer fabrikanten uit met 650B (27,5”) banden. Afwachten wat dat wordt... Foto's: Specialized.com, O2Bikers Testfiets: Bikesportive [gallery]
0 Comments
|
Categories
All
Archives
November 2021
|